Gisteren viel mijn mond open tijdens een Skype gesprek met een vriend van vroeger.
Ik heb iemand ontmoet, vertelde hij. Ze is zo mooi, ze is alles.
Ontmoet, hoezo, ontmoet? Mijn stem sloeg een beetje over, waarom weet ik niet.
Stil, zei hij, dan vertel ik het je.
Ik zag haar op een parkeerplaats, vlak bij mijn werk. Ze was een kantoor uitgestapt. Ik weet niet eens of ze mij heeft gezien. Maar ze was echt adembenemend mooi.
Ze reed weg in haar knalrode auto.
De volgende ochtend zag ik die auto weer staan, zij was dus ook weer op het werk.
In de pauze heb ik een roos gekocht en deze vastgemaakt onder haar ruitenwisser. Toen de werkdag om was heb ik gekeken naar haar reactie toen ze de roos vond. Ze had om zich heen gekeken, benieuwd of deze roos van een aanbidder kwam. Ze heeft me niet gezien. Ze heeft de roos mee de auto ingenomen.
De dag erna heb ik weer een roos gekocht, maar heb haar toen op de parkeerplaats opgewacht. Ze keek me aan en gaf me een glimlach. Ik was de man achter de roos. We hebben afgesproken om morgen koffie te gaan drinken tijdens de lunchpauze.
En wat vind je vrouw daarvan, vroeg ik.
De reactie van mijn vriend was teleurgesteld: waarom moet jij altijd over mijn vrouw beginnen als ik iets leuks meemaak? En bovendien, ik wou eigenlijk gewoon je gezicht zien toen ik het je vertelde. Dit is namelijk niet echt gebeurd. Maar ik denk erover na om misschien toch echt een roos te kopen….
Ik zuchtte. Maak jij maar een puinhoop van je leven.
hij begon te lachen. Ik koop er twee. Een voor mijn vrouw en eentje voor jou, Mila.